In hun enthousiasme zien onderzoekers de mogelijke duistere toepassingen van hun werk nog wel eens over het hoofd. Maar columnist Enith Vlooswijk vraagt zich of die onnozelheid oprecht is of een trucje om gedoe te vermijden.  

Ligt het voor de hand dat uw onderzoek de overdraagbaarheid of verspreiding van een biologisch agens (virus, bacterie) vergroot? En zouden veranderingen aan dat agens schadelijke consequenties kunnen hebben, waaronder de inzet ervan als wapen? Luidt het antwoord ‘ja’, dan is het wellicht verstandig om toch eens een biosecurity management officer aan de mouw te trekken. “Ja, allicht”, roept het gros van mijn lezers nu vast, maar in hun enthousiasme over de schitterende toepassingen van hun onderzoek staan wetenschappers niet altijd stil bij eventuele onbedoelde, duistere gevolgen.  

Neem bijvoorbeeld een molecuul dat zo is ontworpen dat het gericht via de longen een medicijn kan toedienen. Superhandig, maar knoop er een virus aan vast en je hebt een biologisch wapen. Tijdens een gesprek over de risico’s van biomedisch onderzoek gaf een biosecurity expert me onlangs nog een ander voorbeeld: dankzij artificiële intelligentie zijn er razend interessante ontwikkelingen op het gebied van nieuwe synthetische materialen. Het stelt wetenschappers in staat om moleculen te maken met lage toxiciteit en hoge affiniteit: precies wat we willen! ‘Natuurlijk’, zei de expert tegen de enthousiaste biomedicus die zich hiermee bezighield, ‘maar een kwaadwillende expert zou met dezelfde technologie natuurlijk ook exact het omgekeerde in elkaar kunnen knutselen.’ Waarop de onderzoeker hem wat beduusd aankeek. Verrek! Hij had er naar eigen zeggen nog nooit bij stilgestaan. 

‘Toch vraag ik me bij dergelijke anekdotes af, of zulke onderzoekers werkelijk zo onnozel zijn’ 

Even voor de goede orde: ik ben een warm voorstander van biomedisch onderzoek. Het heeft vele mensenlevens behoed voor allerlei nare aandoeningen. Toch vraag ik me bij dergelijke anekdotes af, of zulke onderzoekers werkelijk zo onnozel zijn. Is het niet ook makkelijker om enige naïviteit te veinzen? Je kunt je namelijk nogal wat op de hals halen met openheid van zaken.  

Toen viroloog Ron Fouchier in 2012 aantoonde dat het vogelgriepvirus overdraagbaar is te maken voor zoogdieren, mocht hij zijn bevindingen aanvankelijk niet publiceren: de Amerikaanse terrorismewaakhond, de NSABB, was bang dat terroristen de kennis in zouden zetten om vijanden om te leggen. Volgens Fouchier was het klinkklare onzin, want wie de expertise heeft om gevaarlijke virussen op te kweken in een lab, weet dat je daarvoor veel beter andere virussen kunt gebruiken. De toegepaste onderzoekstechnieken waren bovendien al veel langer bekend. Pas na wereldwijde ophef en maandenlang gedoe verscheen het artikel alsnog in Science.  

Wie bepaalt, kortom, of biochemische experimenten vallen onder het kopje ‘gevaarlijk dual-use onderzoek’? Heldere wetten hiervoor ontbreken, maar het Nederlandse Bureau Biosecurity heeft inmiddels wel een handige dual-use quickscan online gezet met vijftien vragen. Is het antwoord positief op de meerderheid van de vragen, dan is onomwonden publicatie wellicht niet zo’n goed idee. “Allicht niet!”, roepen velen nu vast geërgerd. Maar voor de zekerheid zeg ik het toch maar even.