We zijn verwikkeld in een oorlog, koppen de kranten al maanden. Een oorlog die we koste wat kost moeten winnen. Maar is dat wel zo?
De mensheid kampt met een onzichtbare vijand. Het coronavirus doodt mensen, laat bedrijven wankelen, dwingt landen op de knieën. We moeten winnen, schreeuwen de koppen, anders zijn de gevolgen niet te overzien.
In het begin van de coronacrisis probeerde ik uit alle macht op de hoogte te blijven van al dat oorlogsnieuws. Als bezorgde wereldburger was het ook mijn oorlog. Maar de retoriek die we al maanden om onze oren geslingerd krijgen, bezorgde me een rauw gevoel. Daarom ben ik gaan doen aan ‘nieuwshygiëne’: na een uurtje leg ik de krant weg of gaat de tv uit. Twitter gebruik ik nauwelijks meer. En het bevalt me: door het nieuws te doseren, hou ik het behapbaar. Intussen kan ik de situatie in de wereld wat objectiever bekijken. Want zijn we wel in oorlog?
Niet als je het Inge Mutsaers vraagt. In Trouw van 16 mei pleit zij biologisch én politiek voor minder oorlogstaal over corona. ‘Het lichaam is geen slagveld’, schrijft ze. ‘De oorlogstaal wakkert niet alleen onze angst verder aan, maar bevordert het beeld van een virus dat er bewust op uit is ons te doden.’ Dat beeld klopt inderdaad niet, want als het virus gehakt van ons zou maken, zou het zijn eigen overlevingskansen verkleinen. Het kan zich namelijk alleen verspreiden via een levende gastheer. Een virus is zich bovendien helemaal nergens bewust van, want het is niet meer dan een levenloze eiwitenvelop met genetisch materiaal. En áls het virus ons had willen doden, had het dat al lang gedaan.
Toch bezorgt dat levenloze stukje eiwit ons kopzorgen. Sommigen van ons voelen zich als in oorlogstijd: in gedachten zitten ze gevangen tot ze worden bevrijd door een vaccin dat het virus verdrijft. Ook ik voelde me hulpeloos in een schuilkelder zitten, wachtend tot het virus als een bommenregen over me heen trok.
Maar in het gunstigste geval blijft het virus nog jaren bij ons. Het menselijke immuunsysteem, schrijft Mutsaers, is geen leger dat alle indringers te lijf gaat. Het is soms ook tolerant voor indringers, zoals de bacteriën in onze darmen. Zoals wij ooit met hen hebben leren leven, moeten wij leren leven met het virus. Geen wij-zij-denken, maar een vreedzaam samenleven of commensalisme. Aan dat idee moeten we wennen als Nederland – en de wereld – weer langzaam van het slot gaat.
Nog geen opmerkingen