Turend door een vuil raam, overdenkt columnist Enith Vlooswijk hoe belangrijk een open blik is voor onderzoekers. Ook al zit er veel ruis in de weg.  

Waar blijven de zelfreinigende brillenglazen? Als kind functioneerde ik uitstekend met de goorste vuilvangers op mijn neus. Rond mijn twintigste raakte ik mijn bijziendheid nagenoeg kwijt, maar nu ik sinds enkele weken weer een bril voor de kleinere lettertjes draag, maakt elk vlekje in mijn ooghoek me ziedend, misselijk, moe en bewust van mijn aftakeling. En dus poets ik me een breuk met een veel te klein doekje dat telkens uit mijn vingers glijdt, waardoor die vingers het glas raken en ik weer opnieuw kan beginnen.  

Terwijl ik dit schrijf, raast mijn trein richting het zuiden. Het raam naast me is besmeurd met stof en insectenlijken, waardoor ik een Brabants industrieterrein zie door een waas van vuil. Dat stoort me dan weer totaal niet. Als mijn vriend me er niet op had gewezen, was het me niet eens opgevallen.  

Mijn hersenen ‘weten’ dus, welke zaken ze in welke situaties uit mijn blikveld moeten filteren. Dat kan leiden tot vreemde situaties. Veel lezers hebben vast ooit het filmpje gezien van de basketballers en de gorilla. Als je probeert te tellen hoe vaak de spelers in witte shirts de bal naar elkaar overgooien, zie je totaal over het hoofd dat op zeker moment een zwarte gorilla door het beeld loopt. Twee Amerikaanse psychologen, Christopher Chablis en Daniel Simons, demonstreerden hiermee in 2010 dat we, door onze focus te richten op het een, het andere snel over het hoofd zien.  

‘Elke snipper kan waardevolle informatie bevatten’  

Voor een artikel over de explosies van de Nord Stream-gasleidingen sprak ik onlangs met een forensisch expert. Een forensisch onderzoeker, zei hij, moet zichzelf trainen de blik zo open mogelijk te houden. Na een ontploffing kan elke snipper aluminium, elk stukje plastic waardevolle informatie bevatten over de bron van de explosie — maar het kan ook gewoon waardeloze rommel zijn, overbodige ruis.  

Dat toont meteen ook het dilemma van de forensisch onderzoeker; zolang je niet weet wat je zoekt, is het ook moeilijk om iets te vinden in de ravage na een explosie. Zelfs het kleinste spoortje HMX, een explosief, kunnen forensisch onderzoekers met spectroscopische technieken onderscheiden, maar daar schiet je bar weinig mee op als de explosie werd veroorzaakt door een gaslek. 

De meeste wetenschappers zullen beamen dat elk onderzoek een open blik vergt. Afwijkende resultaten kunnen soms waardevolle inzichten geven, mits je ze niet bij voorbaat terzijde schuift als ruis.  

Voor het probleem met mijn leesbril heb ik daar natuurlijk niks aan. Ik vermoed dat ik die gewoon eens flink vies moet laten worden, zodat mijn hersenen begrijpen: ‘Ah, negeerbare ruis.’