Hoofdredacteur Erwin Boutsma speurt in de supermarkt fanatiek naar ‘biologische’ keurmerken op de verpakking van groenten en fruit: ‘Niet omdat ik die producten wíl, maar omdat ik ze juist níet wil.’
Het CBS becijferde in mei dat in 2018 op 0,7 % van het Nederlandse landbouwareaal aan biologische akkerbouw werd gedaan, een groei van 8 % ten opzichte van 2017. De meeste mensen zullen dat toejuichen, maar ik bekijk die cijfers met gemengde gevoelens. In de supermarkt speur ik altijd fanatiek naar ‘biologische’ keurmerken op de verpakking van groenten en fruit. Niet omdat ik die producten wíl, maar omdat ik ze juist níet wil. Als mijn vrouw ‘biologische’ tomaten pakt tijdens het boodschappen doen, ruil ik ze steevast om voor ‘gewone’ tomaten.
De termen ‘biologisch’ en ‘gewoon’ zet ik hier bewust tussen aanhalingstekens, want wat ‘gewoon’ is, hangt onder meer af van het perspectief, je eigen voorkeur en de tijdsgeest, om maar te zwijgen van de vage en aan inflatie onderhevige term ‘biologisch’. Ik beschouw een tomaat uit een efficiënte Nederlandse kas als de norm en dus als ‘gewoon’.
Mijn belangrijkste bezwaar tegen biologische akkerbouw is dat het in essentie een hobby is voor de rijken. Biologische akkerbouw is minder efficiënt dan de intensieve variant en daarom per definitie duurder; alleen de elite binnen het rijke Westen kan zich dat veroorloven. In Afrika worstelen boeren om net voldoende te oogsten om van te leven, terwijl we hier zo rijk zijn dat we moderne, goedkope en bewezen veilige landbouwtechnologie opzijschuiven en ervoor kiezen honderd jaar terug in de tijd te gaan. Het is de arrogantie van een samenleving die niet meer weet wat ze met haar geld moet doen.
Mijn tweede bezwaar betreft de irrationele zweem van ‘gezond’ en ‘milieubewust’ die er om biologische producten heen hangt. Er is nog nooit overtuigend aangetoond dat biologisch geteelde groenten significant gezonder zijn en beter smaken dan de gewone varianten, in weerwil van wat mannen met een knotje ons willen doen geloven. De bestrijdingsmiddelen die intensieve akkerbouw toepast, zijn niet allemaal zo slecht als wordt voorgespiegeld, al geef ik toe dat hier soms nog een stap te maken valt. Bewezen giftige koperverbindingen zijn daarentegen weer wel toegestaan als bestrijdingsmiddel in de biologische akkerbouw, terwijl diezelfde sector zich verzet tegen moderne, specifiek werkende chemische middelen én tegen gerichte genetische modificaties voor intrinsieke bescherming. In moderne kassen, met hun zorgvuldig gereguleerde omstandigheden, is de inzet van bestrijdingsmiddelen sowieso al zeer beperkt, zeker in de hypermoderne ‘cleanroom-kassen’ met hun roze led-licht.
Biologische akkerbouw is een klap in het gezicht van 12.000 jaar wetenschappelijke vooruitgang op landbouwgebied. Het is een twijfelachtige exponent van een tijdperk waarin we steeds minder geld en tijd nodig hebben voor de onderkant van Maslovs piramide – voedsel, veiligheid, onderdak. Intensieve akkerbouw werkt zo goed omdat het op een enorme schaal veilig voedsel levert van consistente kwaliteit aan een alsmaar uitdijende wereldbevolking.
De voedselketen is natuurlijk oneindig veel complexer dan ik hier kan schetsen. WUR-bestuursvoorzitter en expert in voedselvoorziening Louise Fresco deed een zeer lezenswaardige poging in haar boek Hamburgers in het Paradijs, maar ook zij worstelt met keuzes voor biologische en gewone producten, vegetarisch en niet-vegetarisch. Wel stelt ze: ‘Biologische landbouw is niet zomaar een onschuldige optie, maar een impliciete keuze voor inefficiënt gebruik van land en grondstoffen.’
Ik vind dat uitgangspunt niet passen in deze tijd en blijf daarom met een grote boog om biologische groenten heenlopen.
Nog geen opmerkingen