Het Europees Hof van Justitie concludeerde op 25 juli dat precisie-veredelingsmethodes als CRISPR-Cas onder de ggo-wetgeving moeten blijven vallen en niet onder de minder strenge wetgeving voor klassieke veredeling, tot grote teleurstelling van deskundigen.
Dirk Inzé, wetenschappelijk directeur van het VIB-UGent Centrum voor Planten Systeembiologie, noemt het ‘voor ons wetenschappers werkelijk absurd’. HollandBIO, de belangenvereniging voor de Nederlandse biotechsector, stelt dat de uitspraak juist de innovatieve Nederlandse en Vlaamse landbouwsector hard raakt en denkt dat ‘Europa uiteindelijk verandert in een museum voor plantenveredeling’. In de rest van de wereld is de wetgeving namelijk aanmerkelijk soepeler; daar telen ze massaal ggo-gewassen.
Met het recent ontdekte precisie-gereedschap CRISPR-Cas dachten voorstanders sterke argumenten te hebben om die technologie onder klassieke veredeling te scharen en niet onder de veel strengere ggo-wetgeving. De subtiele veranderingen die je met CRISPR-Cas kunt introduceren, kunnen in de natuur immers ook ontstaan én zou je met klassieke veredeling eveneens kunnen maken. Maar ze vingen dus bot.
En dat terwijl de beloftes van dergelijke precisie-gentechnologie in de landbouw zo groot zijn: langere houdbaarheid van gewassen na oogsten, hogere opbrengst per hectare grond, groei onder uitdagende condities, intrinsieke weerstand tegen schimmels en insecten, hogere voedingswaarde, toevoeging van cruciale vitamines. En dat alles in een fractie van de dertig jaar die voor klassieke verdeling staat.
Op basis van al die voordelen zouden invloedrijke clubs als Greenpeace en Fairtrade genetische modificatie moeten omarmen, maar in plaats daarvan wijzen ze het al jaren van de hand. Hun belangrijkste argument is dat het onduidelijk is wat een plant met een door de mens aangebrachte genetische verandering in de vrije natuur gaat doen. Maar na 24 jaar commercieel gebruik van ggo’s zijn er geen horrorverhalen over ernstig verstoorde ecosystemen en zijn er ook geen aanwijzingen dat dit een reëel risico is. Zelfs de 134 Nobelprijswinnaars die Greenpeace sinds 2016 oproepen te stoppen zich te verzetten tegen ggo’s, praten tegen dovemansoren.
Het is een ongelijke strijd. De wetenschap is per definitie genuanceerder en zal zich zelden heel stellig uitlaten. Op de vraag ‘kunt u garanderen dat er nooit iets zal misgaan met ggo’s?’ bestaat geen antwoord dat tegenstanders willen horen of begrijpen. Het Dunning-Kruger-effect slaat hier als een tweesnijdend zwaard toe: hoe meer je weet, hoe minder stellig je bent, en vice versa.
Maar de boodschap dat dergelijke roeptoeters hun mond moeten houden en het aan de experts moeten overlaten, óf zich in de materie moeten verdiepen voor ze iets roepen, is niet erg populair in het huidige tijdsgewricht. Een mening scheiden van een feit blijkt enorm lastig.
De mening van Greenpeace & Co bleek op 25 juli sterker dan de wetenschappelijke feiten. De Europese concurrentiepositie op landbouwgebied, het milieu en de boeren in ontwikkelingslanden betalen daarvoor de prijs.
Nog geen opmerkingen