Afgelopen november benoemde de KNCV het laboratorium van J.H. van ’t Hoff aan de Groenburgwal in Amsterdam tot Nationaal Chemisch Erfgoed. Wetenschapshistoricus Rob van den Berg had even daarvoor de laatste hand gelegd aan een vuistdikke biografie over Van ’t Hoff, waarin hij leven en werk van de Rotterdamse wetenschapper schetst tegen een decor van Nederland in ontwikkeling.
We maken in het eerste van drie delen kennis met de jonge Henri van ‘t Hoff, die al vroeg zeer talentvol blijkt. We volgen hem langs scholen en universiteiten tot hij in 1877 wordt benoemd tot lector in de scheikunde aan de op te richten Universiteit van Amsterdam. De 25-jarige Van ‘t Hoff heeft dan zijn revolutionaire Voorstel over de tetraedische structuur van het koolstofatoom al met de wereld gedeeld en zijn triomftocht naar de top van de wetenschap is in volle gang.
Terwijl het in Nederland op dat moment uitsluitend organische chemie is dat de klok slaat, raakt Van ’t Hoff gefascineerd door de fysische chemie. Daarmee staat hij aan de basis van een nieuw onderzoeksgebied op het grensvlak van scheikunde en natuurkunde.
Het laboratorium aan de Groenburgwal wordt zijn werkplek. Het is er al snel te klein en verouderd en de lokroep uit het buitenland klinkt. De Amsterdammers zetten alles op alles om hem te behouden voor de stad en bouwen een spiksplinternieuw laboratorium voor hem. Het zal niet genoeg blijken: een paar jaar later kiest Van ‘t Hoff alsnog voor een betrekking in Berlijn waar hij zich uitsluitend aan het onderzoek kan wijden zonder de verplichting om onderwijs te geven, iets waar hij een grondige hekel aan heeft. In Berlijn begint vanaf 1895 het oogsten: benoemingen en onderscheidingen volgen elkaar op met als hoogtepunt de eerste Nobelprijs in 1903.
Van ‘t Hoff blijkt een geniale en ambitieuze witte raaf die hard is op de inhoud en voortdurend zoekt naar erkenning
Van den Berg schrijft dat ‘een biografie meer moet zijn dan een simpele levensbeschrijving en dat het een bijzonder nuttig instrument kan zijn voor het doen van wetenschappelijk historisch onderzoek.’ In die opzet is Van den Berg met vlag en wimpel geslaagd. Op boeiende wijze schetst hij een tijdsbeeld waarin de Nederlandse chemische wetenschap tot grote bloei komt. De syntheses en theorieën waar Van ‘t Hoff en zijn tijdgenoten aan werkten, beschrijft hij in helder taalgebruik.
Over de persoonlijkheid van Van ‘t Hoff was voorheen nog weinig bekend. Van den Berg voorziet in die lacune, temeer omdat hij toegang had tot het privéarchief van Van ’t Hoff, vol correspondentie met collega’s en familie, en veel foto’s. We leren hem kennen als een geniale en ambitieuze witte raaf die hard is op de inhoud en voortdurend zoekt naar erkenning. Zijn dagboeken uit de Berlijnse periode blijken vol knipsels te zitten met loftuitingen aan zijn adres en goede recensies; hij knipte ze allemaal uit. Maar buiten het lab is hij bijna verlegen en wars van de schijnwerpers. Liever ontwikkelt hij nieuwe theorieën dan dat hij erover moet discussiëren.
Een gedreven buitenstaander is een rijk geïllustreerd boek over een briljante, eigengereide, maar ook beminnelijke wetenschapper die, zoals Van den Berg treffend beschrijft, ‘zijn ego achterliet op de drempel van zijn laboratorium’.
Een gedreven buitenstaander – J.H. van ’t Hoff, de eerste Nobelprijswinnaar voor Scheikunde
Uitgeverij Prometheus
Rob van den Berg
654 pagina’s
€ 50
Nog geen opmerkingen