Bedrijven, de lokale én nationale economie profiteren van het groeiende aantal scienceparken. De parken fungeren onder meer als regionale banenmotor. Maar om de voordelen optimaal te benutten, zou de overheid zich meer moeten opstellen als facilitator.
Het aantal bedrijven op campussen groeide tussen 2014 en 2018 met 30%, de werkgelegenheid met 22%. Ter vergelijking: in de betreffende gemeenten steeg het totale aantal arbeidsplaatsen gemiddeld met slechts 6%. Dat blijkt uit onderzoek uit 2018 door Buck Consultants International in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken.
Oprichter en directeur René Buck doet al langer onderzoek naar het functioneren van scienceparken en campussen in Nederland. Zeggen de getallen ook daadwerkelijk dat scienceparken een positieve invloed hebben op de groei van de lokale bedrijvigheid? Met andere woorden, waren die bedrijven niet ook ontstaan en gegroeid als ze niet in een sciencepark waren gevestigd? Buck: ‘Om dit echt te kunnen aantonen, zou je moeten onderzoeken hoe een groep van pakweg honderd bedrijven in een campussituatie groeien ten opzichte van vijftig vergelijkbare bedrijven buiten de campus. Dat is een type experiment dat niet goed te doen is. Maar dat bedrijven groeien dankzij scienceparken is evident.’
Talent
Wat onderscheidt een sciencepark eigenlijk van een gewoon bedrijventerrein? Wetenschapsparken ontstaan meestal rondom een ‘manifeste kennisdrager’, een universiteit of andere kennisinstelling of een grote onderneming met sterke focus op R&D. Maar de aanwezige kennis is niet het enige wat bedrijven aantrekt. Bij het kiezen van een nieuwe locatie spelen drie aspecten een rol: de aanwezigheid van technologie, faciliteiten en talent. Vooral die laatste factor is van groot belang. Buck: ‘Een universiteit levert een voortdurende stroom aan studenten en PhD’s. Daar is juist nu veel behoefte aan.’
Maar alleen de aanwezigheid op een sciencepark is niet voldoende om dat talent ook binnen te halen, zegt Anne-Wil Lucas, gebiedsdirecteur van Kennispark Twente: ‘Bedrijven moeten er zelf voor zorgen dat ze bekend zijn bij afstudeerders en PhD’s, bijvoorbeeld door stageplaatsen te bieden en lezingen te organiseren voor deze doelgroep. Dat is een meerwaarde die de campusorganisaties kunnen bieden.’
‘Dat bedrijven groeien dankzij scienceparken is evident’
René Buck
Wat betreft de faciliteiten gaat het zowel om ‘hardware’ – de gebouwen, infrastructuur enzovoorts – als om ‘software’. Daaronder vallen bijvoorbeeld de contacten, informatie-uitwisseling en de begeleiding die bedrijven kunnen krijgen in de zoektocht naar mentoren, venture capital of onderzoekspartners.
Johan Guldix, senior-adviseur Innovatie & Ondernemen van het Vlaams Netwerk van Ondernemingen (VOKA), ziet dat vooral startende bedrijven en snelgroeiende bedrijven naar beide op zoek zijn: ‘Bedrijven zoeken naar ruimte, waar zij ook kunnen groeien. Startups komen vaak voort uit een technische of wetenschappelijke ontwikkeling. Oprichters zijn wetenschappers met minder kennis over financiën of HR. Zij maken graag gebruik van diensten op dit gebied als die worden geboden door het sciencepark.’
Woon/werklocatie
Een aantrekkelijk sciencepark is goed bereikbaar en er zijn voldoende voorzieningen in de buurt. Guldix ziet dat met name de nabijheid van een stedelijke omgeving essentieel is. ‘Vooral als je buitenlands talent wil aantrekken, moet de omgeving prettig zijn om te wonen met voldoende voorzieningen, ook voor kinderen. De verkeerssituatie is wel een issue. Het is niet aantrekkelijk om lang te moeten reizen.’
Lucas denkt dat ook de campus zelf een attractieve woon/werklocatie zou kunnen zijn. ‘Wij willen in de toekomst geen campus zijn waar alleen wordt gewerkt. Het licht gaat hier niet meer om 17 uur uit. Er komt meer horeca en over twee jaar staan hier de eerste 200 woningen voor jonge wetenschappelijke professionals. Er zijn hier al meer voorzieningen met aantrekkingskracht, zoals het stadion van FC Twente, een ijsbaan en een bioscoop. We willen graag dat dit een geïntegreerd gebied wordt; een innovatiedistrict waar je prettig kunt wonen, werken en recreëren. Waar je omgeving en de mensen om je heen jou inspireren om tot nieuwe innovaties te komen.’
‘De beste gesprekken vinden vaak plaats bij het koffieapparaat’
Anne-Wil Lucas
De parkorganisatie helpt bij het bevorderen van de contacten en het creëren van een community voor de aanwezige partijen. Maar dat vergt tevens een inspanning van het aanwezige bedrijf. Lucas: ‘Als bedrijf moet je dan wel deelnemen aan de betreffende activiteiten. We organiseren regelmatig gerichte evenementen met een specifiek wetenschappelijk thema. Deze deep dives zorgen ervoor dat mensen met dezelfde interesse elkaar ontmoeten. Dat werkt veel beter dan de standaard vrijdagmiddagborrels.’
Het is ook de bedoeling dat de aanwezigen elkaar actief gaan opzoeken. ‘Binnen bedrijven vinden de beste gesprekken vaak plaats bij het koffieapparaat. Datzelfde principe geldt ook op de grotere schaal van het sciencepark. Wij willen ook dit soort ontmoetingen stimuleren. Op het Kennispark willen we daarom een centraal parkeerterrein realiseren voor alle bedrijven. Vanuit daar wandelt iedereen naar zijn bedrijf en kunnen de eerste ontmoetingen ontstaan.’
Om dezelfde redenen heeft Kennispark Twente ook Foodtrucks: in de rij, tijdens het wachten, komen mensen tot een gesprek. ‘Soms vinden mensen het lastig om met vreemden te praten’, merkt Lucas op. ‘Dit soort ‘georganiseerde toevallige ontmoetingen’, ook wel engineered serendipity, kan hen daarbij helpen. Natuurlijk zijn die toevallige ontmoetingen alleen niet voldoende, maar het helpt als je elkaar al eens eerder hebt gezien.’
Triple helix
Een campusorganisatie bestaat over het algemeen uit een klein clubje bevlogen mensen. Het Kennispark Twente wordt geleid door Lucas en twee collega’s. Aan hen de ingewikkelde taak om de regie te houden, voor wat betreft het fysieke en het programmatische gedeelte. Het Kennispark is georganiseerd volgens een triple helix: de gemeente, universiteit en vereniging van vastgoedeigenaren zijn vertegenwoordigd.
De drie partijen hebben echter niet allemaal dezelfde prioriteiten. Voor universiteiten is het fijn dat er bedrijven zijn, want zo kunnen ze contractresearch uitvoeren, legt Lucas uit. ‘Maar het leggen van de verbanden tussen de verschillende bedrijven en de kennisinstellingen is niet hun core business. Voor de gemeente is de aanwezigheid van het Kennispark fijn, want het zorgt voor extra werkgelegenheid, maar zij vinden het vooral belangrijk dat alles verhuurd is, en minder belangrijk aan wie. Terwijl juist dat toezicht op het profiel van de bedrijven die zich mogen vestigen, heel belangrijk is.’
De belangen kunnen dus overlappen, maar niet één op één hetzelfde zijn. Lucas: ‘Daarom is het goed dat er een gebiedsorganisatie is die zorgt dat alle partners besluiten nemen die het gezamenlijke belang ondersteunen.’
Geen commercieel verdienmodel
Buck en Lucas pleiten voor structurele overheidsfinanciering voor de parkorganisaties. Buck: ‘Voor het management van een sciencepark is – afgezien van het vastgoed – geen goed commercieel verdienmodel te maken. De bijdragen hiervoor komen nu vanuit de kennisinstellingen, bedrijven en lokale overheden.’ Maar dat is niet genoeg, vinden beide coördinatoren. Het laten functioneren van een wetenschapspark is duur, evenals investeringen in gebiedsontwikkeling en bereikbaarheid. ‘Omdat het bewezen is dat kennisparken bijdragen aan de innovatiegroei op nationaal niveau, zou er ook een bijdrage vanuit het Rijk moeten komen om de volledige potentie van dit soort campussen en scienceparken te benutten’, vindt Buck. ‘De overheid heeft voor de komende jaren 20 miljard euro beschikbaar gesteld voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie via het Nationaal Groeifonds, maar campusorganisaties zelf krijgen hieruit geen steun.’
Vorig jaar nam een Amerikaanse investeringsmaatschappij, met een Singaporese grootaandeelhouder, de High Tech Campus in Eindhoven over. De gemeente Eindhoven en de stichting Brainport probeerden dat tegen te houden en vroegen aan het Ministerie van EZK om staatsdeelneming, zodat een tegenbod kon worden gedaan. De minister wees dat idee af. Maar deze episode zorgde er wel voor dat de overheid ging nadenken over welke infrastructuur van nationaal belang is en hoe een nationaal campusbeleid eruit zou moeten zien.
In Vlaanderen zijn er voor clusterorganisaties toelagen vanuit het Vlaamse Agentschap voor innoveren en ondernemen (VLAIO). Voor de verschillende speerpuntclusters, zoals Catalisti voor de chemische sector, Flanders Food voor Agri-Food en SIM voor de materiaalindustrie, is in 2016 een financieringsprogramma voor tien jaar opgesteld.
Facilitator
Guldix vindt dat de overheid meer moet optreden als facilitator. ‘Een park moet groot genoeg zijn om volume te kunnen creëren’, zegt hij. ‘De overheid is te traag met het verlenen van vergunningen wanneer men bijvoorbeeld greenfields [nieuwe terreinen, red.] wil aansnijden om ruimte te verschaffen voor nieuwe cluster-terreinen.’ Dat ziet ook Buck: ‘Innovatie gaat om snelheid. Natuurlijk is het belangrijk transparant te zijn over het gebruik van publiek geld en moet daar ook controle over zijn. Maar de administratieve ballast voor bedrijven om in aanmerking te komen voor innovatiestimuleringsregelingen is momenteel fors.’
Ook vindt Guldix dat de overheid zou moeten helpen de scienceparken in de markt te zetten en bekend te maken bij bedrijven en andere partijen. ‘Het is een voordeel als een wetenschapspark zich concentreert rondom een bepaald thema. Het is gemakkelijker om zo’n speerpunt te vermarkten en voor ondernemers is transparantie in het landschap belangrijk. Het maakt het voor startups gemakkelijker te beslissen waar zij zich het best zouden kunnen vestigen. Iedere kennisinstelling heeft wel een incubator, maar waar heeft hij het meest profijt van?’
‘Bedrijven zoeken naar ruimte, waar zij ook kunnen groeien’
Johan Guldix
Lucas vindt juist dat de overheid ook niet té veel moet sectoriseren, want juist dankzij de crossovers tussen sectoren ontstaat innovatie. Toch is het Kennispark Twente geen willekeurige verzameling van ondernemingen. ‘De bedrijven die zich hier willen vestigen, moeten wel passen in één van de sectoren waarin we actief zijn: MedTech, Materials, Advanced Manufacturing of Secure Systems. We moeten waken voor te veel versnippering. Maar juist op het raakvlak van sectoren zitten interessante innovaties: een bedrijf dat een band met sensoren heeft ontwikkeld om baby’s goed te kunnen monitoren, bijvoorbeeld. Is dat Semicon of Medtech?’
Ook Guldix ziet het belang van crossovers. ‘Die moeten zeker worden stimuleerd. Juist door één thema vanuit verschillende disciplines te benaderen, kunnen innovaties ontstaan. Zo kan een samenwerking tussen specialisten op het gebied van biotech, elektronica en health leiden tot nieuwe ontwikkelingen voor wat betreft wearables. Het bevorderen van die intradisciplinariteit is nu nog te pover.’
Nationale en internationale coördinatie
De tien meest ontwikkelde wetenschapsparken in Nederland hebben zich verenigd in het ‘Nationaal Campussen Overleg’ (zie ook ons interview met voorzitter Bert Kip). In 2020 stelden zij een manifest op om de overheid ervan te doordringen dat het noodzakelijk is om landelijk te investeren in innovatie-ecosystemen.
Op internationaal niveau bestaat de International Association of Science Parks and Areas of Innovation (IASP). Deze organisatie heeft tot doel de clusterorganisaties van elkaar te laten leren en best practices uit te wisselen.
Gratis boek downloaden
Veel interessante inzichten staan in het boek Areas of Innovation uit 2021 door Jacques van Dinteren en Paul Jansen voor Innovation Area Development Partnership (IADP).
Nog geen opmerkingen