Eén beroep, twee mensen: virologen Andrea Pruijssers en Marc Van Ranst vertellen wat hun beroep inhoudt en waarom ze ervoor hebben gekozen.
Hoe ben je viroloog geworden?
Andrea Pruijssers (A.P.): ‘Dat ging via een omweg; op mijn zeventiende bedacht ik me, als je zoiets kleins als virussen kunt bestuderen, dan wordt werken nooit saai. Maar ik had helaas niet het juiste vakkenpakket voor virologie, dus begon ik met een studie biologie aan de Wageningen University & Research. Na die studie specialiseerde ik me in cel- en moleculaire biologie en ging ik insectenvirussen bestuderen aan de virologieafdeling van de WUR. Ik promoveerde daarna bij Michael Strand op insectenvirussen aan de University of Georgia, maakte veel vrienden en ontmoette daar ook mijn man. Uiteindelijk ben ik via een postdoc gaan werken bij Vanderbilt University Medical Center, waar ik nu research assistant professor ben onder Mark Denison. Hier ben ik echt beland in de functie die ik als zeventienjarige voor me zag.’
Marc Van Ranst (M.R.): ‘Rond mijn veertiende begon ik met een thuislaboratorium. Het was de tijd dat apotheken steeds minder zelf medicijnen gingen maken en dus geen glaswerk meer nodig hadden. Dat kon ik vaak overnemen, en sinds die tijd heb ik me nooit meer verveeld. In het voorlaatste jaar van de middelbare school, rond 1980, was er veel te doen rond het onderwerp van resistentievorming bij bacteriën. Ik zocht op mijn zeventiende contact met een lab om daar te gaan werken, en kreeg snel de sleutel. Daarna deed ik een studie geneeskunde aan de Katholieke Universiteit Leuven en vervolgens specialiseerde ik mij tijdens mijn doctoraat in de virologie.’
Hoe ziet jouw doorsneewerkdag eruit?
A.P: ‘Mijn werkdag begint ’s ochtends met mijn mail checken. Als ik op mijn werk kom, ga ik meestal direct het lab in. Omdat ik in een Biosafety Level 3-lab werk, moet ik veiligheidskleding aan en een respirator om. Ik kan maar vijf uur in zo’n pak achter elkaar werken, omdat je niet mag eten, drinken of naar de wc kan. Daarom zet ik zo snel mogelijk mijn experimenten met cellen op, waar ik de rest van de dag dan verder aan werk.’
M.R.: ‘Ik ben hoofd van een diagnostisch lab aan het Universiteitsziekenhuis Leuven, maar combineer het ook met lesgeven aan de Katholieke Universiteit Leuven als gewoon hoogleraar. Daarom ben ik soms op de ene plek, en soms op de andere. Maar waar ik ook ben, het werk begint of eindigt altijd met de wetenschap.’
Wat maakt dat je dit werk graag doet?
A.P.: ‘Ik vind het echt de moeite waard. Het is gewoon leuk om labwerk en experimenten te doen. Vooral de ontdekkingen, dat je dan de eerste op de wereld bent die iets weet en ziet. Daarnaast is het machtig interessant om te zien wat virussen met cellen doen. Een ander aspect is de goede sfeer in het lab. Ik mag mensen trainen en aanmoedigen, zien groeien, ontwikkeling zien doormaken.’
M.R.: ‘Elke dag biedt iets anders. Daarnaast, als je virologie hebt gestudeerd, leer je dat je nooit zonder werk zult komen te zitten. Er liggen namelijk altijd nieuwe bedreigingen op de loer, en dat is ook een van de redenen waarom mijn werk zo boeiend is.’
Aan welk onderdeel van je opleiding heb je het meest?
A.P.: ‘Het praktische deel. Mijn studie in Wageningen was sterk gericht op afstudeervakken en stages. Daardoor heb ik anderhalf jaar in labs gewerkt en praktisch onderzoek gedaan. Dat gaf me een grote voorsprong op de gemiddelde Amerikaanse student.’
M.R.: ‘Microbiologie uiteraard, maar dat ligt misschien wat voor de hand. Biologie vond ik prachtig. Dus eigenlijk de biologielessen, en scheikunde. Vooral dat laatste geeft zo’n verwondering over de complexiteit in de natuur, dat boeit me elke dag. Hoe meer we leren, hoe meer we de schoonheid van die complexiteit om ons heen waarderen.’
Hoe werk jij in coronatijd?
A.P.: ‘We werkten voor de huidige coronavirusuitbraak al aan andere coronavirussen zoals MERS-CoV. Maar sinds februari ligt alle focus op SARS-CoV-2. We zijn bezig met de preklinische ontwikkeling van medicijnen die de virusvermenigvuldiging kunnen blokkeren in celculturen, zoals remdesivir. Daarnaast helpen we bij de ontwikkeling van het modeRNA-vaccin. Het is heel hard werken en ik ben soms helemaal op. Maar ja, ik ben een beetje de wereld aan het redden, dus dan mag ik wel een beetje moe zijn.’
M.R.: ‘Het is niet heel veel anders, maar wel veel drukker. Dat komt vooral door het werk voor de overheid en de media, wat ervoor zorgt dat de meeste van mijn avonden gevuld zijn met interviews en dergelijke. Wel logisch, want bij een pandemie van een virus kom je natuurlijk snel bij virologen terecht.’
Vraag van Pruijssers aan Van Ranst
‘Als je nu moest kiezen, zou je liever een universeel vaccin tegen coronavirusen of een tegen influenza hebben en waarom?’
M.R.: ‘Dat is een goede vraag… geef me dan toch maar een universeel influenzavaccin. Een griepvirus of -epidemie is een jaarlijks fenomeen waaraan een kwart tot een half miljoen mensen sterven. We hebben wel vaccins, maar nog geen universele variant. Ik verwacht dat we corona wel onder controle krijgen. Een universeel coronavirusvaccin… dat levert op de lange termijn denk ik toch minder gezondheidswinst op dan een universeel griepvaccin.’
Vraag van Van Ranst aan Pruijssers
‘Wat is je mening over de prijszetting van remdesivir ($ 520 dollar per flesje, red.), en de gebeurtenissen rond de verkoop van het middel aan de VS door Gilead?
A.P.: ‘Ik ben een wetenschapper, geen econoom, dus ik heb er geen sterke mening over. Het schijnt lager te zijn dan experts hadden gedacht. Blijkbaar is dit een prijs die de meeste overheden kunnen accepteren. Coronapatiënten die remdesivir krijgen, worden verwacht gemiddeld vier dagen eerder het ziekenhuis uit te kunnen. De kosten van vier dagen in een ziekenhuis liggen, in de VS tenminste, zijn veel hoger. Gilead maakt handig gebruik van het feit dat het Amerikaanse zorgstelsel is geprivatiseerd.’
Andrea Pruijssers (40) director of coronavirus antivirals program, research assistant professor, werkt 2,5 jaar in deze functie.
Wat wilde je als kind worden?
‘Archeoloog.’
Wat was je meest bijzondere bijbaan?
‘Prei planten, of in een automaterialenmagazijn orders pikken.’
Met wie zou je weleens 24 uur opgesloten willen zitten?
‘Met een poes natuurlijk! Of misschien met George Clooney.’
Welk werk zou je weleens een dag willen doen?
‘Bij Artsen zonder Grenzen. Op een plek waar een virusuitbraak is, om daar dan mensen te kunnen helpen.’
Marc Van Ranst (55), dienst hoofd laboratorium geneeskunde, departementsvoorzitter immunologie en virologie, werkt 26 jaar in deze functie.
Wat wilde je als kind worden?
‘Piloot, en daarna astronaut.’
Wat was je meest bijzondere bijbaan?
‘Een korte carrière als ober in de horeca. Heel kort, ik had na twee weken al arbeidsconflicten. Na sluitingstijd moest je alles opruimen, en een van de taken was de franjes van de tafelkleedjes kammen. Tafelkleedjes kammen om twee uur ’s nachts was niets voor mij.’
Met wie zou je wel eens 24 uur opgesloten willen zitten?
‘Juliette Binoche uit de film The Unbearable Lightness of Being.’
Welk werk zou je weleens een dag willen doen?
‘Er zijn twee dingen die ik altijd heb willen doen, kleuterleider en salsaleraar. Ik heb alleen totaal geen gevoel voor ritme.’
Nog geen opmerkingen