Simon Rozendaal wil met Paniek om niets een breed publiek minder somber laten kijken naar vervuiling en risico’s.  

‘U hebt misschien de indruk gekregen dat ik problemen bagatelliseer. Dat doe ik niet. Ik benoem ze en plak er rugnummers op. Concentraties en doses. Van kleine problemen zeg ik dat ze klein zijn, van grote dat ze groot zijn. (…) De reden dat we ons druk maken over glyfosaat, PFAS, dioxine, enzovoort is dat er een spectaculaire, zij het volslagen onbekende meetrevolutie is geweest en we daardoor absurd kleine hoeveelheden (nanogrammen, picogrammen en femto- grammen) kunnen meten.’  

Het is goed dat Simon Rozendaal tegen het einde van Paniek om niets — Hoe de meetrevolutie onze angsten aanwakkert zegt dat hij niet wil bagatelliseren. Het boek is namelijk een uitgebreide oefening in het relativeren van milieuvervuiling, gevaarlijke stoffen, toxicologische risico’s en chemofobie. Rozendaal loopt daar zo systematisch tegen te hoop dat na negen hoofdstukken een zweempje van geringschatting blijft hangen.   

Rozendaal koppelt ontwikkelingen in de analytische chemie aan media-aandacht, actieagenda’s van milieuorganisaties en het herhaaldelijk aanscherpen van milieunormen. De bron van deze dynamiek ligt in het lab. Dankzij die dekselse massaspectrometers kunnen we steeds lagere concentraties meten en dat leidt volgens hem tot onnodige somberheid en paniek. Want, zo betoogt hij, lucht en water zijn veel schoner geworden. Bovendien zijn oude klassen persistente stoffen en pesticiden grotendeels verdwenen door succesvol milieubeleid.  

’Je leest met een glimlach hoe hij paniekberichten fileert’

Wat resteert zijn zorgen over onder meer PFAS en het bestrijdingsmiddel glyfosaat; ‘fantoomproblemen’ aldus Rozendaal. Omdat glyfosaat veel minder giftig is dan bijvoorbeeld dioxines en lood hebben we van sporen glyfosaat niet veel te vrezen. Hij plaatst nanogrammen in perspectief en laat met voorbeelden zien hoe je met een frissere blik naar risico’s kunt kijken: gif bestaat niet, want giftigheid zit in de dosis. 

Je leest met een glimlach hoe hij paniekberichten over de matige correlatie tussen bestrijdingsmiddelengebruik en Parkinson fileert. Rozendaal laat herhaaldelijk zien dat ‘ongecijferde’ journalisten rond dit soort dossiers fungeren als goedgelovig ‘doorgeefluik van de paniekfabriek’. Bijvoorbeeld als milieuclubs sporen bestrijdingsmiddelen in groente en fruit aantonen of als actrice Carice van Houten haar plas laat analyseren en er 1,08 nanogram glyfosaat per liter in blijkt te zitten.  

Toch is niet alles wat hij opvoert even sterk. Dat zuurstof in vergelijking met PFAS chemisch veel agressiever is, doet je ogen rollen, net als de opmerking dat een merkbare geur iets zou zeggen over het risico van een stof. Mengtoxiciteit door de optelsom van chemicaliën passeert heel kort: hij gelooft er eigenlijk niet in. De focus ligt op de mens; effecten op plant en dier komen nauwelijks aan bod.

Dat is geen dodelijk verwijt, want een goed boek heeft een heldere focus, in dit geval de vrees voor gezondheidsrisico’s van ‘chemie’. Bovendien leer je door de vele terzijdes en anekdotes ook de auteur en zijn lange journalistieke carrière kennen. Rozendaal is trots, belezen, optimistisch, tegendraads en bij vlagen nogal breedsprakig. Juist door die mix van persoon en chemie geeft Paniek om niets overtuigend tegengas aan het heersende doemdenken.  

 

 

Paniek om niets - Hoe de meetrevolutie onze angsten aanwakkert 

Cover Paniek om niets

Beeld: Atlas Contact

Simon Rozendaal  

Atlas Contact (2024) ISBN: 9789045051406; 288 pagina’s