Human biomonitoring is ideaal om te bepalen of mensen aan een chemische stof zijn blootgesteld. Om goed zicht te krijgen op de effecten van (kleine) chemische ongelukken en blootstelling aan gevaarlijke stoffen is een duidelijk protocol nodig voor eerstehulpverleners. ‘Je hoeft het wiel niet steeds opnieuw uit te vinden.’
Bij grote chemische ongelukken nemen hulpverleners doorgaans al biologische stalen van de slachtoffers en reddingswerkers. Maar ook bij kleine lekkages en gemorste stoffen kan het meten van de blootstelling nuttige informatie leveren. Een artikel eerder dit jaar in het Journal of Exposure Science & Environmental Epidemiology pleit daarom voor een betere voorbereiding vooraf aan ongelukken. ‘Je weet immers niet van tevoren wanneer lekkages of morsen plaatsvinden’, zegt Michael Bader, expert en hoofd human biomonitoring (HBM) bij BASF Ludwigshafen in Duitsland en een van de auteurs van het artikel.
‘Na een paar uur is van een gemorste stof de helft al verdwenen uit het bloed of de urine’
Michael Bader
Er zijn drie onderzoeksrichtingen in HBM, legt Bader uit. Ten eerste beroepsmatige biomonitoring, waarbij om de zoveel tijd een controle wordt uitgevoerd om te kijken of monitoringwaardes in bloed- en urinesamples geen limieten overschrijden bij mensen die dagelijks met chemische stoffen te maken hebben. Verder heb je biomonitoring van de omgeving: zijn er op bepaalde plaatsen chemische stoffen in mensen gevonden die uit bijvoorbeeld voedsel, drinkwater of industrie afkomstig zijn? Als laatste is er biomonitoring voor hulpverleners, die kijkt naar dezelfde stalen vlak na een (klein) chemisch ongeval.
‘De meeste stoffen hebben een zeer korte biologische halfwaardetijd’, zegt Bader. ‘Na een paar uur is van een gemorste stof de helft al verdwenen uit het bloed of de urine.’ Snelheid is daarom geboden en zo verschilt HBM bij ongevallen dus van reguliere HBM. Om snel te kunnen reageren is een efficiënt plan van aanpak nodig.
Baders Vlaamse collega Gert Van Bortel, global head emergency response bij BASF, vult aan: ‘Als brandweerman bijvoorbeeld heb je een hoog risico op blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Je komt immers alleen in actie als er een al dan niet chemisch ongeluk is gebeurd. Daarom draagt de brandweer beschermende kleding, maar als je geen tests doet of die bescherming wel werkt, kun je alsnog risico lopen.’ Daarom is het volgens Bader en Van Bortel belangrijk om consequent metingen te doen en niet alleen bij grote ongelukken.
Brandweer
‘Ons systeem is vrij uniek binnen de bedrijfswereld’, vervolgt Van Bortel. ‘Naast dat we zelfs bij kleine lekkages human biomonitoring aan ons eigen team aanbieden, offreren we onze services ook aan andere eerstehulpverleners.’ Zo heeft BASF een overeenkomst met Belintra in België, waarin staat dat overheden en chemische industrie samenwerken bij incidenten. ‘Zij kunnen met hun vragen over HBM bij ons terecht, zodat ze niet zelf het wiel opnieuw hoeven uit te vinden.’
Bader weet dat een aantal andere grote chemische bedrijven vergelijkbare concepten volgen. ‘Maar zo’n uitgebreid programma als het onze bestaat nog vrijwel nergens.’ Het is echter niet uit de lucht komen vallen. Bader: ‘Al een aantal jaar zijn we bezig met HBM voor hulpverleners, zowel in Duitsland als in België. Dat komt omdat we als chemisch bedrijf natuurlijk toegang hebben tot onze laboratoria om stalen te nemen en analyseren. Sinds 2015 zijn we gaan samenwerken met onze eerstehulpverleners, met wie we een protocol hebben opgesteld dat goed werkbaar is.’
Onzichtbaar wordt zichtbaar
Dat protocol publiceerden Bader, Van Bortel en collega’s dus in eerdergenoemd artikel. Met simpele invulformulieren en urinecontainers konden eerstehulpverleners snel een analyse maken van de situatie en stalen nemen om te checken op biomarkers. De resultaten kwamen dan niet alleen bij medische afdeling en bedrijfsartsen, maar ook bij de mensen die een stalen hadden afgegeven. ‘Dat maakte dat we veel leerden over onze beschermende kleding en de te volgen procedures’, zegt Van Bortel. ‘Je ziet de contaminatie niet altijd en je kunt wel zeggen dat werknemers zich aan de regels moeten houden, maar met zo’n biomonitoring-campagne als deze wordt het heel persoonlijk; opeens krijgen ze een document met hun naam erop in handen gedrukt en waardes uit hun eigen stalen. Het onzichtbare wordt zo zichtbaar.’
‘Wat de meeste mensen niet doorhebben, is dat veel stoffen het lichaam binnenkomen via inhalatie, de huid en zodoende ook door verontreinigde kleding’, vertelt Bader. ‘En al deze contaminatieroutes meten we met HBM.’ De stalen worden vervolgens door BASF’s biomonitoringslaboratoria bekeken. Met name met LC-MS/MS of GC-MS/MS, want dat zijn volgens Bader de beste technieken om stalen met een heel lage concentratie te analyseren.
Succes
Ook in Nederland bestaan richtlijnen voor HBM na kleine chemische incidenten. Onder andere Paul Scheepers, universitair hoofddocent aan het Radboudumc, kwam al in samenwerking met anderen in 2012 met een GGD-richtlijn medische milieukunde waarin deze vorm van HBM wordt geopperd. ‘Human biomonitoring wordt natuurlijk niet alleen bij ons gedaan’, legt Bader uit. ‘Het document waaraan Scheepers heeft meegewerkt spreekt over een vrij algemene aanpak, waarbij het ook gaat om omstanders, buurtbewoners, beslisbomen en andere aspecten. Onze aanpak is veel specifieker: wij passen het toe op onze collega’s.’
Na verschillende biomonitoringconferenties en discussies met collega’s over dit onderwerp, is BASF al in 2015 met een eigen praktische aanpak gekomen. Bader: ‘De ervaring die we hiermee hebben kunnen opdoen, leert dat de introductie van toegankelijke, toepasbare routines en vooral een goede voorbereiding van groot belang zijn voor het succes van HBM-programma’s na chemische incidenten.’
Van Bortel besluit: ’Je moet ook je mensen meenemen op deze HBM-reis. Verandering is onvermijdelijk en gemotiveerde mensen zijn nodig om het gesprek aan te gaan.’
Nog geen opmerkingen